De crowdfundingsactie voor de J.M.A. Biesheuvelprijs 2019 eindigt op 17 februari. (U kunt hier een bijdrage aan het prijzengeld doneren.) Tot die tijd geven we het woord aan verschillende ambassadeurs van het korte verhaal. Vandaag: ‘We zijn allemaal verdwaald’ van Emma Stomp.
We zijn allemaal verdwaald
De meeste dingen gebeuren in een vlaag van verstandsverbijstering en misschien vind ik mezelf daarom nu terug op een vliegtuigstoel, ingeklemd tussen twee Amerikaanse vrouwen met overgewicht. Het is wel duidelijk dat we er alle drie niet op gehoopt hadden dat we in deze opstelling terecht zouden komen, maar we knikken beleefd naar elkaar zoals sollicitanten die in dezelfde ruimte zitten te wachten op hun gesprek. Een stewardess kijkt een paar keer zorgelijk onze kant op en even denk ik dat ze me een andere plek aan gaat bieden maar het enige wat er gebeurt is dat de dikke vrouwen extra stoelriemen krijgen omdat de gewone riemen niet over hun buiken heen passen. Een man schuin tegenover me ligt te slapen of doet alsof, een jongen en een meisje kussen elkaar langdurig want zolang je kust lijkt het net of je je ergens anders bevindt. Ik probeer op mijn manier te verdwijnen door naar mijn telefoonscherm te staren. Vijfenzeventig mensen steken hun duim op vanwege het feit dat ik op een vrijdagmiddag in januari naar Berlijn vlieg. Altijd wanneer ik likes krijg deel ik het aantal op in schoolklassen, soms moet je cijfers behapbaar maken en ik kan het niet helpen om nu mijn vrienden, familie en kennissen in drie klaslokalen te zien staan met hun duimen opgestoken in de lucht.
Ik vraag me af of Markus mijn status al gezien heeft en of hij het een ander nu met elkaar in verband aan het brengen is of dat hij niets met elkaar in verband brengt, dat hij gewoon aan het bestaan is, ergens op de grens tussen Neukölln en Kreuzberg.
Where are you going, vraagt de Amerikaanse vrouw naast me, wat ik niet goed begrijp omdat we allemaal in hetzelfde vliegtuig zitten op weg naar dezelfde bestemming dus antwoord ik: Kreuzberg om wat specifieker te zijn.
And you? Ik probeerde er niet aan te denken dat ze gigantisch is, zoals ik er ook nooit aan probeer te denken als iemand in een rolstoel zit.
Stockholm, zegt ze, waardoor haar vorige vraag opeens betekenis krijgt. Er bestaat ook nog zoiets als overstappen.
Nice,en ik bedenk me dat ik werkelijk niks van Stockholm weet, dat je vat met kennis soms leeg blijkt te zijn. Maar de vrouw glimlacht alleen maar en misschien wou ze gewoon iets tegen me zeggen om de situatie iets minder ongemakkelijk te laten lijken.
Soms denk ik dat we allemaal met een verdrietdetector in ons binnenste rondlopen en dat de mijne afging toen ik Markus ontmoette. Ik ben verdwaald, zei hij die eerste avond, wat ik begreep omdat iedereen in Berlijn op een bepaalde manier verdwaald is. Het was acht uur ’s ochtends, de muziek deed niet meer wat het met me zou moeten doen en ik vroeg me af of oud worden daar op neerkwam: nergens meer van onder de indruk zijn. Markus vertelde over het casino waar hij op sommige avonden piano speelde, boven het geluid van de gokautomaten uit. Volgens hem was niemand daar in staat om naar hem te luisteren, omdat iedereen te druk bezig was met winnen.
Heb je ooit zoiets ongemakkelijks gehoord? vroeg hij.
Waar we het die rest van de avond hadden weet ik niet meer, maar wel dat Markus me die avond mee naar zijn huis nam en dat ik daar een tijdje zou blijven.
Ik had gedacht dat wanneer ik terug zou gaan alles hetzelfde zou zijn maar dat dit een waardeloze theorie is blijkt al zodra ik het vliegtuig uitstap. De temperatuur is twintig graden gedaald sinds mijn laatste bezoek waardoor alles me opeens onbekend voorkomt. In de S-bahnzit iedereen zichzelf naar een ander bestaan te wensen, want de S-bahnheeft geen verwarming. Terwijl de metrostations aan me voorbij trekken bel ik Markus zes keer en ik krijg zes keer zijn voicemail. Ik laat geen bericht achter omdat bepaalde dingen weinig zin hebben.
Op de trap van Hermannplatz passeer ik een zwerver die een tas lege statiegeldflesjes achter zich aansleept. Je moet nooit ergens spijt van hebben! roept hij, maar dat heb ik wel, anders zou ik hier niet zijn.
In mijn hoofd heb ik al een heleboel dingen op een rijtje gezet, een hele reeks grappen en anekdotes die ik zo dadelijk aan Markus ga vertellen. Het enige probleem is dat ik me vijfhonderd meter van zijn appartement bevind en hij nog geen teken van leven heeft gegeven. Ik denk aan de vijfenzeventig mensen die mijn status geliked hebben en hoeveel van hun duimen er over zouden blijven wanneer ik mijn status zou veranderen in: Moederziel alleen dwalen door Neukölln terwijl het 10 graden vriest. Of ik dan likeszou krijgen uit solidariteit, dat mensen zouden denken dat het een grap was of dat het compleet stil zou blijven.
Ik druk mijn vinger op de bel naast het plaatje waar Schöllmeyeropstaat. Er gebeurt niks maar ik blijf voor de deur staan alsof ik iemand ben die haar bezoek van tevoren heeft aangekondigd. Ik druk nog een paar keer op de bel. Ik weet niet hoe lang ik er sta als de buurman aan komt lopen. Markus vertelde eens dat de buurman een verzamelobsessie heeft. Dat zijn huis zo vol met spullen staat dat er alleen een smal pad is overgebleven tussen de voordeur en de keuken. Dat zijn vrouw om die reden bij hem was weggehaald. Toch klamp ik me nu aan de buurman vast alsof ik ooit al mijn geheimen aan hem opgebiecht tijdens een drankspel.
Ik ben de vriendin van Markus,
De buurman knijpt zijn ogen tot spleetjes. Jullie zijn allemaal hetzelfde, zegt hij.
Hij ziet eruit alsof hij flink in de war is maar dat maakt niet uit, want dat ben ik ook.
De vriendin van Markus, ik wijs naar mezelf en dan naar het raam op de derde verdieping om het geheel wat duidelijker te maken.
Als een antwoord uitblijft zeg ik: Het zit dus zo, hij is laat terug van werk en ik was al eerder klaar en hij zei dat ik alvast hierheen kon gaan en dat u een sleutel zou hebben.
Ja dat zal wel, zegt de buurman maar ergens moet hij me toch begrepen hebben want hij gebaart dat ik hem moet volgen. Ik blijf voor zijn voordeur staan wachten tot hij na tien minuten terugkomt met een bak vol sleutels. Je hebt een verzamelobsessie of je hebt het niet.
Eén van deze sleutels moet het doen, zegt hij.
Ik twijfel aan zijn theorie maar ik neem de bak mee naar de voordeur van Markus. Elke sleutel die niet past laat ik op het tapijt vallen en na een kwartier kom ik erachter dat de buurman gelijk had want de deur gaat open.
Markus zijn appartement ziet er nog precies hetzelfde uit waardoor het lijkt alsof ik nooit ben weggegaan en is dat niet precies waar ik naar op zoek was? Ik loop een paar rondjes door de verschillende kamers en denk aan alle gelukkige scènes die zich hier afspeelden. De scènes waarin we niet langer bezig waren met het feit dat er altijd wel ergens sirenes krijsten, dat er altijd wel iets tot ontploffing werd gebracht.
Ik eindig mijn trektocht door het huis in Markus zijn slaapkamer en ik ga in zijn bed liggen, want sommige dingen blijf je nou eenmaal doen uit gewoonte.
Hoe langer Markus en ik samen waren, hoe meer ik moest denken aan planten die uit hun natuurlijke leefomgeving werden gehaald en in een laboratorium werden gestopt. Dat we de natuur hierdoor dichter naar ons toe halen maar er ook verder van af gingen staan. En of dat dan precies het probleem was, dat ik ook uit mijn natuurlijke leefomgeving was gehaald en niet langer een representatieve weergave van mezelf vormde. Dat het daarom niet meer ging.
Mijn telefoon gaat af, Markus op de display.
Jezus Nikky, wat is er aan de hand?
Ik kruip wat dieper onder de dekens, waardoor het net lijkt alsof Markus naast me ligt in plaats van een paar kilometer verderop met me staat te telefoneren.
Hoe bedoel je?
Je hebt me zes keer gebeld.
Oh zo.
Ik denk aan alles wat ik op dit moment tegen hem zou kunnen zeggen, maar ook aan het feit dat alle woorden die we nu gebruiken uiteindelijk in onbruik zullen raken. Dat ik iemand ben met goede intenties maar dat goede intenties ook verkeerd over kunnen komen.
Dat moet dan per ongeluk zijn geweest. Ik hang op en kijk naar buiten. Ik vraag me af of de Amerikaanse vrouw al in Stockholm zit.
Emma Stomp schrijft over alles wat ze niet begrijpt: van vreemde Mexicaanse gezegdes tot aan het wakker worden naast een onbekend lichaam. Ze schreef voor VPRO Dorst en zit in de redactie van hard//hoofd. In mei 2017 won ze CJP’s Grote Schrijfwedstrijd.