Op 18 februari 2019 werd in de Amsterdamse Tolhuistuin de vijfde J.M.A. Biesheuvelprijs uitgereikt. Hieronder het juryrapport dat tijdens die uitreiking werd voorgelezen.

Dit is de vijfde editie van de J.M.A. Biesheuvelprijs, het eerste jubileum – een feestelijk feit. Tegelijk is het een editie van een verdrietige eerste keer: het is het eerste jaar waarin Eva Biesheuvel niet meer onder ons is. Zij toonde zich vanaf de oprichting zeer betrokken bij de Biesheuvelprijs, en het is erg verdrietig dat zij deze uitreiking niet meer kan bijwonen.

Vijf jaar geleden werd deze prijs in het leven geroepen om meer waardering op te wekken voor het korte verhaal en vooral de korteverhalenbundel. Een jubileum is bij uitstek het moment om het peillood eens te laten zakken: hoe staat het er op dit moment voor met het korte verhaal?

Laten we beginnen met de cijfers: in 2017 werden er 28 verhalenbundels ingezonden, vorig jaar waren dat er 26 en dit jaar 31. Dat lijkt een lichte stijging, maar de jury besprak er slechts 19, want 12 titels vielen reglementair af. We genoten van een aantal puntige columnbundels, maar al is de scheidslijn dun, columns zijn doorgaans geen literaire fictie. We lazen ook een paar prachtige non-fictiebundels, die qua stijl en compositie niet onderdeden voor hun fictionele tegenhangers. Maar ook die vielen simpelweg niet binnen het bereik van deze prijs: we willen laten zien wat de verbeelding vermag, juist buiten de roman om. 

Wat ook opviel was de hoeveelheid mannelijke auteurs. Van de 19 besproken titels waren er drie van een vrouw. In veel verhalen stond het mannelijke perspectief dan ook centraal: veelvuldig zagen we de klassieke Oude Man die nostalgisch terugblikt op zijn leven. 

Of we zagen Mannen in hun Midlife, vastgeklonken in een huwelijk, worstelend met kinderen of ouders en – vooral – hevig terugverlangend naar hun verloren jeugd.

We moeten eerlijk zijn: over de brede linie was de score mager. Veel auteurs lijken een verhalenbundel te gebruiken als ijkpunt in hun oeuvre, een mooie gelegenheid om het reeds geschrevene eens te verzamelen. Dat levert bundels op die een bij elkaar geveegde indruk maken, met verhalen die gevoelsmatig sterk overlappen of juist amper iets met elkaar van doen hebben. Wat het genre ook niet per se een dienst bewijst, is de soms wat gemakzuchtige bundeling van eerder in boekvorm gepubliceerd werk, al dan niet aangevuld met nieuwe verhalen. Ondanks een groot aantal onvergetelijke losse korte verhalen, durven we op basis van de oogst van dit jaar dus wel te stellen dat uitgevers en schrijvers in Nederland de korteverhalenbundel wat verwaarlozen.

Maar des te hoger sprongen de sterke bundels eruit. Een aantal verhalenbundels van debutanten deed de jury verlangen naar meer. We noemen hier Maria Vlaar, een van de genomineerden; Bram de Ridder, wiens bundel Andere kamers een overrompelend openingsverhaal heeft; Caro van Thuyne, die verraste met de experimentele, viscerale bundel Wij, het schuim; en Harm Hendrik ten Napel, die met Om aan te raken een gevoelige bundel over de liefde schreef. 

Ook genoten we van de stilistische souplesse van Willem du Gardijn, iemand die zijn personages met een grote vanzelfsprekendheid nog eens een archaïsch woord in de mond durft te leggen. In Het ontbijtbuffet van H.M. van den Brink staan een aantal verhalen die de jury niet licht zal vergeten: we voelden plaatsvervangend de paniek van de vader die zijn dochtertje op vakantie kwijtraakt in een menigte feestende Italianen. Raadselachtig is het dat de briljante nieuwe verhalen van Martin Michael Driessen gebundeld zijn met oud en vertaald werk – was hier wat tijd genomen voor nieuwe verhalen, dan had het genre er zomaar een lichtend voorbeeld bij kunnen hebben.

Verrassend snel waren we het eens over de bundels die er met kop en schouders bovenuit staken. De jury nomineerde, op alfabetische volgorde:

Merijn de Boer – De geur van miljoenen (Uitgeverij Querido)

De Boer laat ons in zijn toonvaste, soms onderkoelde en vaak grappige verhalen kennismaken met mannen uit gegoede milieus, die lang niet altijd zo scherp naar zichzelf kijken als naar hun omgeving. Fatsoenlijke, beschaafde mannen lijken het, tot het moment dat De Boer het verhaal laat kantelen en de duistere kanten van zijn personages aan het licht brengt. Een bijzondere bundel, die de jury meer dan eens aan het lachen maakte met de trefzekere beschrijving van lulligheid en waarvan de ogenschijnlijk achteloze verteltrant getuigt van vakmanschap.

Gamal Fouad – De voorhuidenverzamelaar (Uitgeverij Querido)

Fouad verrast met een verzameling zorgvuldige en sfeervolle verhalen waarin hij zijn personages de ruimte laat verkennen tussen hun islamitische achtergrond in het noorden van Afrika en het kosmopolitische leven in het Westen. Een upper class schooljongen in Alexandrië leert wat klassenverschil is; een jongeman keert terug naar Egypte om zijn grootvader te begraven; en een verwesterde kunstenaar trekt naar Berlijn en komt daar in het niemandsland tussen Europese en Arabische vooroordelen terecht. De zachte taal roept pregnante beelden op, die lang in de herinnering blijven hangen.

Maria Vlaar – Diepe aarde (De Arbeiderspers)

Vlaar heeft een doordachte bundel geschreven waarin de hechte samenhang tussen de verhalen langzaam zichtbaar wordt. Bij haar zoektocht naar wat zich onder de oppervlakte van het alledaagse bevindt, legt Vlaar een grote ambitie aan de dag. Een zoektocht die vraagt om een brede variatie aan stijlen en thema’s, en vooral om uiteenlopende perspectieven. De imponerende bundel bevat verhalen vol melancholie, maar ook inktzwarte dystopieën in de nabije toekomst die zodanig aanschurken tegen de actualiteit dat ze niet ondenkbaar zijn. En toch is de toon vaak geestig en licht.

Drie memorabele bundels die elk op eigen wijze de kracht van het genre demonstreren, en een aanbeveling-en-aansporing-in-één zijn voor schrijvers en uitgevers: zorg en aandacht voor het korte verhaal is een verrijking voor de Nederlandse literatuur. 

De jury bekroont de bundel die met zulke zorg en aandacht, en tegelijk met lef, intelligentie en bravoure, als bundel is gecomponeerd. De verhalen grijpen thematisch op elkaar terug, en overtuigen niet alleen afzonderlijk, maar ook als geheel. Daarmee eert deze bundel het genre, én blaast het nieuw leven in: de Biesheuvelprijs 2019 gaat naar Diepe aarde van Maria Vlaar.