Geachte aanwezigen en livestreamvolgers, zeer geachte genomineerden,

2020 was het jaar waarin Maarten Biesheuvel, de illustere naamgever van deze prijs, overleed. Het leek een veeg teken voor het genre waarin hij zo uitblonk: het korte verhaal. En inderdaad,  2020 bleek een mager jaar, qua verhalenbundels. Zestien inzendingen voor de J.M.A. Biesheuvelprijs 2021 kun je met de beste wil van de wereld niet veel noemen. Zeker niet als je bedenkt dat een deel daarvan ook nog eens om uiteenlopende redenen reglementair moest afvallen. Omdat het een uitgave uit 2019 betrof, bijvoorbeeld. Omdat op het titelblad nogal prominent het woord ‘roman’ prijkte. Of omdat het bij nader beschouwing om een hernieuwde bundeling van eerder in boekvorm verschenen werk ging.

Blijkbaar, was de jury geneigd te concluderen, stelde zowel het begrip ‘nieuwe’ als het concept ‘verhalenbundel’ uitgevers voor een grotere uitdaging dan je op voorhand zou verwachten. 

Maar gelukkig: waar de kwantiteit achterbleef, bewees de kwaliteit van de inzendingen voor de zoveelste keer dat het korte verhaal in het Nederlandse taalgebied toe is aan een serieuze herwaardering. Die kwaliteit was namelijk ongekend hoog. Met bundel na bundel die duidelijk maakte dat we hier te maken hadden met misschien wel de zuiverste vorm van vertelkunst. Dat in een goed kort verhaal, juist vanwege de beperkte omvang, iedere zin raak moet zijn, iedere vertelstem en ieder personage in een paar pennenstreken overtuigend. En dat een sterke verhalenbundel een onderlinge samenhang kent die zich geleidelijk, verhaal voor verhaal, openbaart aan de lezer, zonder haar mysterie helemáál prijs te geven.   

De verhalenbundel is zo opgevat als het leven zelf: onvoorspelbaar, ongerijmd, schokkend, ontroerend en complex.

Daarbij viel in 2020 bovendien de rijke variëteit aan bestreken genres op, wat nog maar eens onderstreepte dat wie zegt niet van korte verhalen te houden feitelijk even grote onzin verkoopt als de lezer die een broertje dood beweert te hebben aan dé roman. Voor zowel de eerste als de laatste geldt immers dat de mogelijke verschijningsvormen schier eindeloos zijn.

Zo lazen we als jury dit jaar hervertellingen van eeuwenoude Keltische mythen en evocaties van hypermoderne millennialmisère. Psychologische horrorverhalen à la Stephen King of Shirley Jackson, complete thrillers van een pagina of twintig en speelse sprookjes in de traditie van 1001 Nacht. Er waren altijd feestelijke ZKV’s (die we graag in onze beoordeling hadden meegenomen, ware het niet dat ze een jaar te vroeg werden gebundeld), en minder feestelijke kostschoolherinneringen en odes aan (jeugd)helden, die elegant balanceerden op de grens met de column, terwijl langere verhalen juist weer gevaarlijk dicht tegen de novelle aan schurkten.

Ook goed nieuws: de oudste inzender was drieëntachtig jaar, de jongste bleek in 1983 gebóren, zodat je mag zeggen dat schrijvers van alle generaties de edele kunst van het korte verhaal nog steeds beoefenen. 

Het zouden er alleen wel wat méér mogen zijn. 

Het zou daarom mooi zijn als kranten en tijdschriften hun pagina’s wat vaker openstellen voor literaire fictie. (Dat kan namelijk, en niet alleen rondom de kerstdagen.) Dat lezers beseffen dat een kort verhaal lezen nog veel fijner kan zijn dan Netflix kijken. Dat weer wat meer uitgevers herontdekken hoe een verhalenbundel er ook alweer uitzag, en ze vervolgens laten verschijnen. Niet als geste om een gevestigd auteur te paaien of manier om een jong talent over te halen later met een eerste roman over de brug te komen, maar als proeven van een volwaardige literaire kunstvorm. Want, zoals één van onze genomineerden in een podcast terecht opmerkte: ‘Het korte verhaal is niet iets dat je ernaast doet.’

‘Een paar bladzijden kunnen er soms meer inhakken dan honderd,’ liet een tweede in Het Parool optekenen. Terwijl de derde in een interview verklaarde dat je ‘in een kort verhaal een vorm van perfectie [kunt] bereiken die in een roman nauwelijks haalbaar is’.

Drie ideale ambassadeurs van de vorm, kortom, wier meeste recente bundels aantonen hoe springlevend het genre is. Wij introduceren ze graag:


Een man met goede schoenen – Rob van Essen
Wat is het heerlijk verdwijnen in de droomlogica van Rob van Essen. In Een man met goede schoenen slenteren we mee met zijn personages, door de stad, door het leven van alledag, door de sleur. Tot dat er ergens een deur opengaat, of een vreemde man op een terras komt zitten of de onderbuurman zijn tuin in loopt. Dan gebeurt het. Alles wat zo volstrekt normaal was kantelt. En plots is het gewone vreemd geworden.

Als geen ander kan Van Essen de wereld zoals we die kennen beschrijven, lichtvoetig, met humor en een vleugje melancholie. En hij is misschien nog wel beter in het verstoren van die wereld, subtiel doch onverbiddelijk en op zó’n manier dat je het absurde direct aanvaardt als nieuwe waarheid. 

Je kunt uit alle macht betekenis zoeken in de verhalen van Van Essen of je kunt er gewoon smakelijk om lachen. In elk geval kan je niet anders dan de schrijver bewonderen om zijn souplesse en aangename stijl. De jury heeft deze bundel vol welbehagen gelezen. 

Ik moet u echt iets zeggen – Mensje van Keulen
De grootste schoonheid vind je in eenvoud. Althans, in de verhalen van Mensje van Keulen. Lange, krullerige zinnen vind je niet in Ik moet u echt iets zeggen, soms heeft de schrijver maar één woord nodig om een huwelijk neer te zetten: ‘stappenteller’. Alledaags zijn de zinnen waarmee zij de vaak penibele situatie van haar hoofdpersonen beschrijft. Maar al die zinnetjes tezamen vormen verrassende verhalen, waarin het vooral vrouwen zijn die (eindelijk) het heft in eigen hand nemen. 

Het levert verhalen op over wraak, genoegdoening en bevrijding. Niet bitter, wel lekker venijnig. In slechts een paar bladzijdes, en in een kort tijdsbestek – geen enkel verhaal bespant meer dan vierentwintig uur – haalt Van Keulen complete levens overhoop, op een overtuigende, haast methodische manier. Deze verhalen zijn niet zo eenvoudig zijn als ze op het eerste oog lijken. Over elk woord is nagedacht. Alles staat precies op de juiste plek. Van Keulen bewijst haar vakmanschap door iets wat ontzettend lastig is – spot on schrijven – zo simpel te laten lijken. 

Rustig aan, tijger – Joost de Vries

People you love to hate, dat zijn de personages uit Rustig aan, tijger. Succesvolle, knappe, goedgebekte dertigers uit de stad met koophuizen, carrières en affaires. Maar toch zijn ze allerminst benijdenswaardig. Ze lijden allemaal aan het gevoel zich te bevinden ‘in een andere tijdzone dan die waarin je iets meemaakt’. In het nu zijn zij al bezig zijn met het verhaal voor later. Alles wat ze meemaken wordt meteen naar een metaniveau getrokken, nooit lukt het deze mensen iets écht mee te maken.

Deze toch vrij abstracte, intellectuele kwaal weet De Vries bijzonder goed invoelbaar te maken, net als de oprechte tragiek van zijn ironische karakters. De vijf verhalen in de bundel hangen niet alleen met elkaar samen, maar versterken elkaar ook. Tezamen vormen zij een messcherpe én vermakelijke analyse van de millenialgeneratie. De jury bewondert het coherente en verdiepende karakter van Rustig aan, tijger.

Drie memorabele bundels, die ieder op hun eigen manier de kracht, vitaliteit en variëteit van het korte verhaal demonstreren.

Niettemin koos de jury unaniem voor de bundel die imponeerde met haar ongekend natuurlijk klinkende dialogen, geraffineerde plots die telkens naar een even verrassende als bevredigende ontknoping toewerken en psychologische schetsen die in een paar nonchalante zinnen een compleet universum suggereren. Een nieuw kroonjuweel in het oeuvre van de koningin van de vorm. De J.M.A. Biesheuvelprijs 2021 gaat naar Ik moet u echt iets zeggen van Mensje van Keulen.

Ionica Smeets, voorzitter

Dirk-Jan Arensman

Bo van Houwelingen

Christine Otten

Ronald Soetaert