In de weken tot de bekendmaking van de prijs voor 2025, op 20 februari, verschijnt telkens een verhaal van een eerdere winnaar.
Lees hier het verhaal Ik moet u echt iets zeggen van de winnares van de JMA Biesheuvelprijs 2021, Mensje van Keulen, uit haar winnende bundel met dezelfde titel

Circa 18 minuten leestijd.

(c) Op deze tekst rust copyright. Kopiëren is niet toegestaan.

Genoten van dit verhaal? Doneer dan aan de JMA Biesheuvelprijs 2025.


Ik moet u echt iets zeggen

Soms, als ze wat later van haar werk kwam, stond ze met David en zijn dochtertje Ella, dat hij van de opvang had gehaald, in de lift. Zodoende wist ze van welke groenten en muziek hij hield, dat hij drie dagen in de week de zorg voor Ella had, dat Ella als peuter al olijven lustte, dat hij bij de gemeente werkte op de klantenafdeling, dat zijn bril twee verschillende sterktes had, dat hij thuis altijd op zijn sokken liep en dat hij gescheiden was van een grondstewardess. Ze wist inmiddels ook dat hij zijn diepzwarte haar en donkere ogen te danken had aan zijn Indische moeder. Hij woonde nu bijna een jaar in de flat en afgelopen zomer had ze tijdens zijn vakantie voor de planten op zijn balkon gezorgd.

David was niet de enige op de galerij die een computer had, ze had het licht van die schermen in vrijwel elk appartement gezien, maar hij was wel de enige die ze om hulp durfde te vragen. Ze hield een plastic tasje, bedrukt met rode strikjes, tegen haar buik en belde aan. Ze had alleen haar sjaal omgeslagen en voelde de kou onder haar rok kruipen. Ze schatte dat David nu ongeveer zijn oog voor het kijkgaatje hield en, verbaasd omdat ze nooit eerder ’s avonds had aangebeld, haar zag staan. Ze glimlachte.

‘Annie?’ Zijn haar zat slordig, zijn overhemd stond half open.

‘Ik wil je iets vragen,’ begon ze. ‘Ik hoop niet dat ik stoor, ik stoor toch niet? Ik wil je vragen of je alsjeblieft een brief voor me wil tikken, ik wil hem morgen persoonlijk afgeven. Ik heb er heel lang over nagedacht of ik het wel moest doen, maar ik kan niet anders. Ik heb geprobeerd hem met de hand te schrijven, ik heb er een blocnote voor gekocht om op de lijntjes te schrijven, maar het blijft er slordig uitzien. Ik ben bang dat degene voor wie de brief is hem dan niet zal lezen, ik wil ook geen fouten maken. Ik heb de brief helemaal in mijn hoofd. Ik dacht aan jou, je hebt me verteld dat je altijd veel aan de computer zit voor je werk.’

Hij zei dat hij uiteraard een brief voor haar wilde tikken en deed een stap opzij om haar binnen te laten.

‘Het gaat over Joey,’ zei ze.

Terwijl hij zijn overhemd dichtknoopte liep hij achter haar aan naar de woonkamer.

‘Je hebt dus wat van hem gehoord?’

Ze schudde haar hoofd. ‘De brief is voor de rechter. Ik wil dat hij meer van Joey afweet.’

‘Kan dat wel?’

‘Rengers heet hij. Meester E.M. Rengers. Ik zal er voor zorgen dat hij hem krijgt. En als hij hem niet wil lezen, dan, nou ja. Maar ik denk dat hij hem wel zal lezen, ik geloof dat het een aardige man is.’

‘Oké.’ Hij tilde de laptop van de bank en zette hem op tafel.

Ze ging tegenover hem zitten, nam het plastic tasje op haar schoot en haalde er een pakje uit dat ze had gewikkeld in papier met dezelfde rode afbeelding als op het tasje, maar dan in het klein. Er zaten een flesje sake en twee kommetjes in.

‘Voor de moeite,’ zei ze.

Hij peuterde aan het plakband.

‘Maak maar open als ik weg ben. Het is niks, iets Oosters dat jij denk ik wel lekker vindt.’

Hij lachte. ‘Begin dan maar.’

Ze haalde adem, keek op haar handen, strengelde haar vingers in elkaar en zei langzaam: ‘“Geachte heer Rengers, mijn naam is Johanna Theodora Buter, ik ben de moeder van Joey. Ik hoop, edelachtbare, dat u me niet kwalijk neemt dat ik u schrijf.” Ga ik niet te snel?’

‘Gaat goed,’ zei hij. ‘Ga zo maar door.’

‘“Ik had eerst mevrouw Abdi willen schrijven, maar dat zou niet goed zijn, ze moet Joey immers verdedigen. Nu hoop ik maar dat u alstublieft even tijd heeft want ik moet u iets zeggen.’”

‘Even wachten’, zei David. ‘Oké, ga maar door.’

‘“Ik moet u echt iets zeggen over Joey. Ik zat achterin de rechtszaal, ik had me achter iemand verscholen, maar kon u goed zien en u lijkt me een verstandige man. U stelde Joey een vraag. U zei: Word je wel eens boos? En toen Joey niks zei, vroeg u: Op wie word je dan boos? En Joey zei dat hij boos werd op oude mensen.”’

‘Sorry,’ zei David en herhaalde laatste woorden terwijl hij ze tikte. ‘Het gaat toch iets te snel. Het is beter als je gewoon doorpraat en ik het opneem, hier, op mijn telefoon, dan kan ik het straks uittikken.’

‘Beloof je dat je alles opneemt en uittikt?’

‘Hier, hij doet het al. Praat maar, zeg maar wat. Het is echt handiger als we het zo doen, ik kan dan ook geen fouten maken.’

‘Maar er is haast mee. En hoe weet ik of alles in de brief komt?’

‘Alles komt erin en ik zal zorgen dat je de brief vanavond nog krijgt.’

Hij tikte op zijn telefoon en liet haar haar eigen stem horen.

‘Ik klink zo meer als mijn dochter.’

‘Ga maar verder, Annie.’

‘Goed. “Joey zei dus dat hij boos werd op oude mensen. Maar toen u vroeg waarom, zei hij niks meer en erna gaf hij ook bij niemand nergens meer antwoord op. Heeft u goed naar hem gekeken? Dan zag u dat hij erbij zat alsof hij is opgezet, hij kan zelfs heel lang zo zitten zonder met zijn ogen te knipperen. Niet ver van mijn huis is een zaak waar ze dieren opzetten. Ze zullen wel zijn doodgeschoten of doodgereden. Er staat daar nu een wolf in de etalage, maar of het nou een wolf is of een papegaai of een poes of een eekhoorn, het is net of ze opgezet nog erger dood zijn, zo is het ook met het kijken van Joey. Ik hoop dat u begrijpt wat ik bedoel.”’

‘Ik vind die wolf behoorlijk indrukwekkend,’ zei David. ‘Ik dacht erover een opgezette schildpad te kopen, omdat die niet erg anders is dan een levende schildpad en Ella zo graag een huisdier wil, maar ik zal het dus maar niet doen. Vind je wel dat dat erbij moet van die dieren?’

‘Ja, het doet ertoe.’ En ze vervolgde langzaam, op bijna plechtige toon: ‘“Mijn dochter en ik hebben verschoningsrecht. Mijn dochter moest er al helemaal niet aan denken om te getuigen. Ze is de oudste en is ook al de deur uit. Ze wil Joey nooit meer zien, wil ook zijn naam niet horen, die maakt al dat ze zowat gaat gillen. Ze is in Almere gaan wonen met haar vriend. Ik spreek haar alleen nog aan de telefoon. Ze heeft een geheim nummer, zodat Joey haar niet kan bellen en haar adres niet te weten komt. Ik weet zelf niet eens precies waar ze woont, op die manier hoef ik ook niet te liegen tegen Joey. Ze krijgt een baby, ik heb dat niet aan Joey verteld, ik wil straks ontzettend graag mijn kleinkind zien.’

‘Annie. Wat leuk dat je een kleinkind krijgt.’

‘Ja. Dank je. Kan ik door? “Mijn schoonzus zegt dat ik mijn dochter altijd voortrok, maar ik heb haar nooit willen voortrekken, voor een ander leek dat misschien zo, omdat ik met haar niet zulke moeilijkheden had als met Joey. Mijn schoonzus heeft ook makkelijk praten, die heeft van die echte meisjes die als peuters al met gelakte nageltjes rondliepen en die met haar gearmd over straat gaan en de hele dag praten over van alles waar je niks aan hebt. Mijn dochter is meer als ik, die kan het ook niet schelen dat een of andere filmster gaat scheiden of dat je nepstrengen in je haar kan doen of een vlinder op je bil kan laten tatoeëren.”’

‘Moet dat er echt allemaal in?’ David lachte.

‘Ik wil dat alles wat ik zeg erin komt. Dan weet hij beter wie we zijn.’

‘Oké.’

‘Mijn dochter is doodsbang voor Joey. Ze sloot zich op in haar kamertje als ik er niet was. Hij liet haar en ook mij vaak voor de lol struikelen. Hij kon rustig een uur lang het licht aan- en uitdoen. Hij heeft mijn dochter met een kleerhanger een gat in haar wang geslagen. Hij piste op haar bed. Hij sloot haar hardhandig op in de kast waar de elektriciteitsmeter hangt en liet haar daar de hele dag zitten, ze had zowat een gebroken rug. En dat deed hij niet een maar wel drie keer. Hij wou niet luisteren en ik kon niets doen als ik naar mijn werk was. Ik vond mijn dochter dan helemaal overstuur als ik thuiskwam. Er zat niks anders op dan de sleutel van die kast weg te gooien. Joey heeft één keer een vriendinnetje gehad toen hij even een eigen woninkje had van de sociale dienst en dat meisje heeft hij ook opgesloten.’”

‘Goh, Annie.’ David keek op en zag dat ze haar ogen dicht had. ‘Ik wist niet dat het toen al zo erg was. Ik moet je bekennen dat ik ook best bang voor hem was. Niet dat hij me iets heeft misdaan, hoor, maar met Ella keek ik wel altijd eerst of hij niet op de galerij liep.’

Annie deed haar ogen open en knikte.

‘Dus dat meisje had hij ook opgesloten…’ zei ze. ‘Hij sloot haar op in de douchecel toen het een ijskoude winter was. Kan je dat er nog bij zetten? Goed, ik verder. Joey snoof toen lijm, net als dat meisje. Hij heeft ook een jongen met wie hij een tijdje omging, Antonio heet hij, het ziekenhuis ingeslagen. Antonio zou hem ergens mee helpen, ik zal het maar zeggen, het ging om een auto die ze wilden stelen en dat gebeurde niet voor de eerste keer, maar Antonio maakte een fout en dat heeft die arme jongen geweten. Joey heeft ervoor gezeten in een jeugdgevangenis. Hij zat daar het liefst achter een playstation, maar hij kreeg ook kooklessen, daar had hij wat aan. Ze kwamen van de jeugdzorg bij me thuis kijken, stelden vragen. Een van ze zei dat emotionele verwaarlozing je kan verwonden en dat ik het misschien al verkeerd had aangepakt toen Joey zeven maanden was. Ze maakten me in de war, ik weet heus wel dat de opvoeding een mijnenveld is, maar ik weet niet hoe ik het beter had moeten doen.’

‘Natuurlijk weet je dat niet, Annie, dat weet niemand, ik ook niet. Ik denk trouwens, ik weet wel zeker dat je een goede moeder bent geweest. Sorry, ik zal je niet meer onderbreken.’

‘Geeft niet.’ Ze strekte haar vingers, verstrengelde ze weer. ‘Joey deed als kind al rare dingen. Hij leek soms lief, hij kon je nootjes of een stukje van een gevulde koek of snoepjes geven en die daarna dan naar je toe smijten. Als er een foto werd gemaakt zorgde hij altijd dat hij er met een schreeuwende mond op stond. Hij wilde altijd aandacht, als het niet goedschiks ging dan maar kwaadschiks. Hij hing aan me, hij had een flinke stem, hij schopte als ik niet snel genoeg reageerde. Ik schaamde me als anderen het zagen. Weet u, hij had geen ambities, hij had geen hobby’s, hij is eigenlijk altijd kwaad.

Als tiener kroop hij ’s nachts soms bij me in mijn bed. Ik dacht toen dat hij dat misschien deed omdat hij bang was, dat hij toch ergens gevoel had, nu denk ik dat hij het deed om me te pesten. Op school was hij ook moeilijk, ik moest vaak komen praten. Hij heeft op zeker zes scholen gezeten. U zal wel weten hoe het met moeilijke jongens is. Mevrouw Abdi weet dat natuurlijk ook. Ik weet niet of ze Marokkaans is of uit een van die andere landen met van die jongens die vaak in de misdaad belanden, maar dat maakt niet uit, ze moet haar werk doen, dus voor Joey opkomen en ik vind dat ze erg haar best doet. Joey is ook nog omgegaan met een paar van die Marokkaanse knullen, maar dat heeft niet lang geduurd, hij functioneert niet in een groep.

Ik heb gelezen dat je bij de geboorte van een jongen al kan weten dat er vier keer meer kans is dat het een moordenaar wordt als bij een meisje. Dat verbaast me niks, kijk maar naar al die oorlogen en naar die kerels die je op televisie ziet, of ze nou ergens kwaad of blij om zijn, ze hebben er altijd zin in om te schieten, al is het maar in de lucht. De meesten houden nou eenmaal van messen en pistolen en anders gebruiken ze hun vuisten wel. Bij Joeys vader zaten ze ook los. Hij woonde bij ons tot Joey bijna tien was. Joey loog heel makkelijk, hij ontkende altijd dat hij iets gedaan had. Als ik erachter kom dat je liegt is de volgende klap nog harder, zei zijn vader, dus er waren heel wat klappen. Ik vond het vreselijk, maar Joey huilde nooit, hij keek alleen maar met die strakke, borende ogen. De klappen hielden pas op toen zijn vader wegging om een ander, de zoveelste ander, hij schepte daar altijd over op. Om die laatste ging hij weg omdat ze zwanger was en een café had. Die vrouw is dood door een ongeluk, maar dat doet er verder niet toe. Joeys vader heeft erna nog een keer voor de deur gestaan, maar mijn dochter en ik wilden absoluut niet opendoen. Ik weet niet waar hij nu uithangt, of hij misschien uit de krant heeft begrepen dat die moordenaar van negentien zijn zoon is, misschien is hij zelf ook wel dood.

Ik weet niet of u kinderen heeft. Ik weet ook niet of mevrouw Abdi kinderen heeft, misschien vindt ze haar werk belangrijker, dat is tegenwoordig vaker het geval en dat begrijp ik wel. Ik heb zelf ook altijd gewerkt. Het is niet zulk voornaam werk, ik stel geschenkpakketten samen. December is de drukste tijd. Dan gaat er naast flessen wijn ook veel vers, nou ja vers met een datum erop, zoals gerookte zalm en koekjes, in de dozen. Nu is het vrij rustig, maar er zijn altijd wel relatiegeschenken. Ik heb het door de jaren heen zien veranderen. In plaats van een pak koffie of thee, is het nu vaak iets als speciale olijfolie of azijn, een potje pesto of tapas. De vraag naar een cosmetisch pakket neemt ook toe. En in plaats van iets oud-Hollands iets oosters, iets Japans. Een pak gekleurde pasta vult ook lekker op. En de mensen willen er graag een blijvend cadeautje in, een koffiemok, een kurketrekker, een pen met opdruk, iets van Delfts Blauw bijvoorbeeld of een beeldje dat iets voorstelt, zoals een handdruk. U krijgt nu en dan vast zelf zo’n pakket. Ik bezorg ze ook. Een paar maanden geleden bracht ik een stel pakketten naar een sociale werkplaats, waar door gehandicapten van alles wordt getimmerd en geschilderd en waar we zelf ook wel eens dingen van betrekken, en daar zag ik Antonio bezig met een kinderkapstokje.

Joey vertelde nooit wat hij deed of gedaan had, je werd er ineens mee geconfronteerd. Ik heb hem zo vaak gevraagd wat hij uitspookte en dan zweeg hij, loog iets bij elkaar of schold me uit. Eén keer zei hij dat hij niet wist wat hij had gedaan omdat er modder in zijn hoofd zat. Ik hoop dat ik u er niet mee verveel dat ik zoveel vertel, maar het spookt vreselijk in mijn eigen hoofd. Misschien lijkt het ergens wel op die modder van Joey. Ik slikte altijd al slaappillen, maar nu neem ik er al eentje als ik van mijn werk kom, tegelijk met mijn eten, anders word ik gek van het piekeren. Zonder dat ik het in de gaten had, heb ik van ellende soms zo aan mijn haar getrokken dat ik een pluk in mijn hand hield.

De enige om wie Joey leek te geven was zijn oma. Hij ging steeds vaker bij haar langs. Ze gaf hem geld, dat natuurlijk ook. Maar toch, er was iets. Hij deed haar boodschappen en dankzij die kooklessen kookte hij ook voor haar. Het leek even rustig, maar ze kreeg een heel gemene kanker en toen ze doodging is het rietje, want zo zie ik dat voor me: een rietje waardoor hij nog net een beetje de wereld in keek, geknapt. De dag na haar begrafenis begon hij oude mensen aan te vallen. Hij heeft een vrouw gewoon omgeduwd waardoor ze een heup brak en hij heeft een man zijn neus gebroken en het hondje van die man tegen een boom gekwakt. Hij had altijd een mes bij zich, hij sliep ermee. Met dat mes heeft hij dat oude echtpaar net zo lang gestoken tot ze niet meer bewogen. En het meisje dat te hulp schoot heeft hij toen ook doodgestoken, u weet het. Hij zat onder het bloed toen hij voor de deur stond, ik krijg dat beeld niet uit mijn hoofd. Binnen ging hij gewoon op de bank zitten. Er ligt nu een deken overheen, ik krijg de vlekken er niet uit. Wat dacht hij nou? Dat ze hem niet zouden vinden?’”

Ze zweeg even, zei toen: ‘Er is nog iets wat ik niet kwijtraak, dat hondje, hoe hij dat tegen die boom kreupel slaat, ik zie dat vaker voor me dan dat ik aan die arme mensen denk. Misschien ben ik ook wel niet in orde en heeft Joey dat van mij. Maar dat moet je maar niet opschrijven, David, dat mag niet in de brief.’

‘Dat zet ik er niet in, natuurlijk niet, maar er is niks mis met je, Annie, het is heel begrijpelijk dat je van slag bent. Wil je een glaasje water? Of misschien iets anders? Een biertje?’

‘Nee, ik hoef niks. Klink maar niet zo bezorgd. Ik ben kalm, ik ben heel kalm, ik weet precies wat ik wil zeggen. Ik ben bijna klaar… “Ik hoop echt dat ik u niet vermoei of uw tijd of goede humeur verstoor. Ik ben niet zo’n prater en nu zit ik maar te schrijven en te schrijven. U krijgt al zoveel narigheid en ellende te horen over al die criminelen. Ze zeggen weleens dat het begint met een fiets stelen, pesten, uitlokken, liegen, iemand een keer te hard slaan, en dat het later weer goed komt. Die goedwillende, goedgelovige mensen die ervoor geleerd hebben zullen dat ook bij Joey wel weer denken, maar zelfs dat rietje komt bij hem niet terug. Hij zal ze naar de mond praten om ze later aan te vallen. Het komt met Joey niet goed, nooit, gelooft u mij. Hij is gevaarlijk en zal dat altijd blijven.’”

‘Je zal wel gelijk hebben.’ zei David, ‘Maar jee, is het niet wat te hard om zo te eindigen?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Nog een paar regels… “Ik hoop dat u, na dit alles te hebben gelezen, kan begrijpen dat u beter niet mild over Joey kan oordelen. Het is goed dat het in dit land geen oog om oog is en dat de doodstraf is afgeschaft. Maar als u in mijn hart kon kijken, zou u zien dat ik wens dat die hel voor hem en voor ons ophoudt en dat ik had gewild dat al die bloemen, knuffels en brandende kaarsjes er niet voor dat echtpaar en dat meisje waren, maar voor Joey, ja, dat ik wou dat hij het was die was vermoord. Met vriendelijke dank voor uw aandacht en veel hoogachting, Annie Buter.”’


Genoten van dit verhaal? Doneer dan aan de JMA Biesheuvelprijs 2025.