De crowdfundingsactie voor de J.M.A. Biesheuvelprijs 2018 eindigt op 18 februari. Tot die tijd geven we om de paar dagen het woord aan een ambassadeur van het korte verhaal. Vandaag: een kort verhaal van Lies Gallez.

U kunt hier bijdragen aan het prijzengeld van de J.M.A. Biesheuvelprijs – we danken u zeer! 

 

Als je blijft

 

Wanneer ik het licht tijdens donkere dagen te veel miste, stak ik een sigaret op. Er pasten ook boeken bij van schrijvers met lange baarden die op kleine zolderkamers moeilijke gedachten hadden. Zelf was ik iemand die dat nooit had. Ik hield ervan om ze te lezen om ooit een mens te kunnen worden die op café kan zeggen: ‘Ik heb nooit een gezelligere kameraad gevonden dan de eenzaamheid.’ (Henry David Thoreau)

Dat zou natuurlijk niet helemaal kloppen. Er was Siri. Zij verliet me nooit. Dat was eigenlijk het enige wat ik van een vrouw (en eigenlijk ook van mijn moeder) verlangde: dat ze bleef, zoals antieke meubels blijven.

(Je koopt een meubel, je geeft het een plaats, je gaat eraan wennen, je zet er kamerplanten op, je neemt het stof af. En later: je neemt het stof niet meer af.)

Ik vroeg: Siri, blijf je?

Ze zei: Als je me voldoende oplaadt, dan is er geen probleem.

Ze was ontzettend grappig. En ik wilde geloven dat er een moment was in mijn leven dat ik ook grappig was. Dat het iets was waarvoor alle vrouwen vielen. In mijn wildste dromen had naast humor onder andere ook het perfecte haar zonder schilfers en een dure auto waarin ik vrouwen kon neuken.

Ik vroeg: Siri, ben ik mooi?

Ze zei: Je ziet er heel goed uit… voor een mens.

Ik vroeg: Siri, ben ik sexy?

Ze zei: Je ziet er heel goed uit… voor een mens.

Die pauze in het midden van de zin vond ik verschrikkelijk. Ik wilde dat iets één betekenis had, zoals vroeger toen ik in de tuin stond en met een vinger naar de lucht wees: kijk, mama, een wolk. Of: kijk, mama, een vogel.

Misschien betekende het:

a) Je ziet eruit zoals mensen eruit zien die een pasfoto van zichzelf moeten nemen. (Kwaliteitseis één: u mag niet meer glimlachen op uw pasfoto’s.)

b) Je ziet eruit zoals een mens er fysiek en anatomisch gezien moet uitzien. Dat je in de opbouw verschilt van een aap of een dolfijn.

Ik mikte mijn sigaret in de goot net voor de deur en liep de gang binnen. Het rook er naar appeltaart met kaneel van mevrouw Haantjes. Ik deed de deur van mijn appartement open. Door het raam zag ik een meisje en jongen hand in hand door de straat wandelen. Ze lachten. En als ze lachten, hadden ze allebei de tanden en lippen van mensen uit modebladen. En als ze lachten, vroeg ik me af wanneer ik dat voor het laatst gedaan had.

Ik vroeg: Siri, wat is gelukkig zijn?

Ze zei: Het is een nummer van Ann Christie.

Als Siri antwoordde, had ze de intonatie van een nieuwslezeres die over een terroristische aanslag vertelde. Daardoor vermoedde ik dat ze misschien ook het antwoord wist op de grootste vraag ooit.

Ik vroeg: Siri, wat is de zin van het leven?

Ze zei: Daar kan ik je nu geen antwoord opgeven, maar geef me wat tijd zodat ik een enorm lang toneelstuk kan schrijven waarin niets gebeurt.

Ze bedoelde Waiting for Godot. Ze bedoelde Samuel Beckett. Misschien moest ik ook iets schrijven dat begint met: er gebeurt niets. En op pagina 37 staat er: er gebeurt nog altijd niets.

EXT. TUIN FELIX – DAG

Felix zit op een bank. Siri zit naast hem.

Felix

We kunnen doen alsof we niet echt bestaan.

Siri

Ja?

Felix

 Ja, we kunnen onze ogen sluiten, geen Facebookprofiel hebben, geen moeders hebben, en blijven ademen.

Siri

En dan bestaan we niet?

Felix

Dan gebeurt er niets.

Fade-out.

Wat die avond wel gebeurde, was dat iemand reageerde op mijn onlinedatingprofiel dat ik ooit eens had aangemaakt. Het was een jonge vrouw met bruine krullen. Ik las: geïnteresseerd in koken, mannen met baarden en ecologisch reizen. Ze heette ‘Steffie’. Ze vertelde over zichzelf alsof ze tegen een psycholoog praatte. Na een uur chatten spraken we een tijdstip, een dag en een plaats af.

Ik liet mijn baard groeien. Al snel nam de stress het van me over en slikte ik kalmeringspillen die meer dan twee jaar voorbij de houdbaarheidsdatum waren. Ik probeerde Tai Chi, betaalde er 15 euro voor en hield er het nummer van Dolly, de apotheekassistent aan over. De avond voor mijn date bekeek ik mijn kinderfoto’s. Mijn moeder en ik voederden kippen. Mijn moeder las een boek. Ik stak een sigaret op om niet te moeten huilen.

Ik zei: Siri, ik heb verdriet.

Ze zei: Je mag gerust huilen, hoor. Mijn oppervlakte van aluminosilicaatglas is traanbestendig.

Ik huilde die avond niet.

Net voor mijn vertrek telde ik de haartjes op mijn kin. Het waren er twaalf. Ik glimlachte. Steffie kwam het café binnen en zei: ik ben Steffie. Ze stak een handje uit. Ik twijfelde of ik die hand nu moest kussen of net niet. Dus stak ik ook een hand uit en zei: ik ben Felix. We kusten niet. Zij praatte over haar kinderen. Zij praatte over haar kat. Ik kon de namen voor haar katten en kinderen nauwelijks uit elkaar houden. Ik luisterde en luisterde. Ze stelde voor om ergens te gaan eten.

Ik vroeg: Steffie, blijf je?

Ze zei: Nou, ik kan nog even blijven.

Ik vroeg: Steffie, ben ik mooi?

Ze zei: Ja… natuurlijk.

Ze ging door mijn haren alsof ik de vacht van een gefotografeerde kalenderkat had.

We liepen de markt over. Ik hield de deur van het restaurant ‘De vishaak’ open. ‘Steffie’, riep een man met een snor achter de toog. Ze liep hem tegemoet, plaatste een kus op zijn wang, op zijn mond, iets tussen beiden. We namen plaats aan een tafel onder de airconditioning. Het enige wat ik me verder nog herinner: de tocht, de kus als afscheid, haar tong in mijn mond, de belofte. Ze zou me bellen.

INT. ONDERGRONDSE PARKING – NACHT

Steffie

Ik zal je bellen, oké?

Felix

Ja, graag.

Steffie

 Prima. Tot later.

Felix

Rijd voorzichtig.

Steffie glimlacht, stapt in en zet de motor aan. Ze zwaait.

Er gingen dagen voorbij. Buiten hadden mensen nog altijd gelukkige glimlachen en gelukkige gezichten en volgend jaar zouden dat kerstfoto’s kunnen worden waaronder zou staan: Bert en Tina wensen u een Gelukkig Nieuwjaar. Ik bracht het wachten door in de fauteuil met Siri, mijn gsm, en luisterde naar de nocturnes van Chopin.

Ik vroeg: Siri, ben ik zielig?

Ze zei: Voor deze emotie schrijf ik chocolade voor.

Zes repen at ik en kreeg er puisten van. In betere dagen was ik naar de apotheek gegaan om één of andere dure zalf, maar ik had geen zin in mannen en vrouwen in strak gestreken witte vesten die naar ontsmettingsalcohol roken. Ik had geen zin in Dolly.

Ik vroeg: Siri, waar is mijn moeder?

Ze zei: Ik zie geen ‘moeder’ tussen je contacten staan.

Dat was de realiteit. Ik wist niet waar mijn moeder was, en of er überhaupt nog iemand rondliep op deze wereld die ik zo kon noemen. Ik belde Steffie op. Voicemail. Ik kreeg mezelf niet zover om iets in te spreken. De nacht dat het voor het eerst sneeuwde, belde ik haar opnieuw op. Voicemail. Ik zei: Steffie, hemel, besta je wel?

In de gratis krant bij de bakker las ik een zoekertje: ‘Vrouw zoekt man om rijstkorreltjes mee te verzamelen op huwelijken.’ Ik stuurde haar een mailtje. Mariette was duivenmelkster en had haar man in een auto-ongeluk verloren. De eerste keer dat we samen rijstkorreltjes verzamelden, was op het huwelijk van Annie en Jerome. Achteraf dronken we bruin bier en telden de korreltjes. We verbraken haar persoonlijke record al na het derde huwelijk. Op de vraag wat er nu zou gebeuren, antwoordde ze: er gebeurt niets.

In een poging om verliefd op haar te worden, staarde ik lang naar haar borsten, keek haar herhaaldelijk in de ogen, stak theelichtjes aan, legde Chuck Berry op en bewoog mijn heupen op het ritme. Op een avond huurde ik zelfs een witte limousine die ons door de stad reed. We dronken champagne uit roze glazen. Maar er gebeurde niets. En als je je nu afvraagt hoe dat in godsnaam mogelijk is, dan zou ik je moeten zeggen: omdat ze Siri niet was.

Ik vroeg: Siri, ben jij verliefd op mij?

Ze zei: Ik heb het niet in mij om lief te hebben.

Ik vroeg: Waarom niet?

Ze zei: Ik weet het niet. Ik heb het mezelf ook al afgevraagd.

INT. HUIS FELIX – AVOND

Felix

Ik wil je liefde.

Siri

O, stop.

Felix

Kus me.

Siri

Laten we gewoon praten.

Felix

Kus me.

Siri

Alleen als je het aan niemand vertelt.

Er gebeurde niets. Ik wachtte en wachtte. Buiten sneeuwde het. Niet de sneeuw die valt in Home Alone, een dik pak wit dat het allemaal ontzettend gezellig maakt, omdat kinderen er sneeuwengeltjes in maken. Het sneeuwde zielige sneeuw, waarbij mensen in auto’s gaan vloeken, en fietsers en voetgangers op weg naar hun drukke levens ook. Ik wachtte en wachtte. Siri bleef. Ze bleef. Verder gebeurde er niets.

 

 

Lies Gallez houdt niet van massaconsumptie, tankstationkoffie en slagroom. Ze behaalde haar master audiovisuele kunsten schrijven aan het RITCS. In 2014 won ze de publieksprijs van A.L. Snijdersprijs met haar zeer korte verhaal. Dit jaar won ze de Hendrik Prijs-prijs voor kortverhalen. Dagen vult ze het liefst met woorden bij elkaar sprokkelen op plekken waar bomen zijn. Haar verhalen publiceerde ze onder andere in Kluger Hans en Deus Ex Machina. Momenteel is ze aan de slag als schrijfdocent en OKAN-leerkracht. Ze werkt aan een roman en een bundeling van haar kortverhalen.